Wat zijn de gevolgen van de aanwezigheid van PFAS op de circulaire economie?
Het effect van onze welvaart laat al meer dan 50 jaar sporen na in het milieu. Het is ondenkbaar geworden om te kunnen leven zonder organische kunststoffen. Bij de ontwikkeling van deze kunststoffen lag de nadruk op de gunstige eigenschappen en brede toepasbaarheid.
Vanaf de jaren vijftig van de vorige eeuw hebben de ontwikkelingen in de productie van kunststoffen een enorme vlucht genomen. De aandacht was geheel gericht op de voordelen van het gebruik en zeker niet op de gevolgen van deze stoffen op ons milieu. Met name de gunstige eigenschappen van deze producten hebben een grote rol gespeeld in de snelheid van ontwikkeling. De kunststoffen hebben een grote bijdrage geleverd in de innovatie, de methode van onderzoek en behandeling binnen de gezondheidszorg. Gelet op haar eigenschappen is PFOS grootschalig toegepast in brandblusmiddelen en gebruikt als brandvertrager. Van deze eigenschappen heeft onze samenleving uitgebreid kunnen profiteren.
Bij het eerste gebruik van de PFAS houdende producten werd niet beseft dat deze stoffen op enig moment in het milieu terecht zouden komen. De belasting van het milieu werd zeker niet alleen veroorzaakt door de chemische industrie. Door huishoudelijk gebruik van PFAS-houdende producten (tandpasta, cosmetica, antiaanbaklaag in steelpannen, kleding e.d.) draagt dit bij aan een diffuse verspreiding. Eenmaal in het milieu terechtgekomen blijven de stoffen daar aanwezig en kunnen in kleine hoeveelheden terechtkomen in voedsel of drinkwater.
Vanaf 2016 is meer en meer duidelijk geworden dat PFAS-verbindingen in de bodem voorkomen en schadelijke effecten zullen hebben op ons milieu. Daarnaast werd het besef van de overheid groter dat het voorkomen van Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS) zich niet zal beperken tot PFAS-verbindingen. Echter van een effectieve overheidsaanpak was geen sprake. Voor de wettelijke toetsing van de milieuhygiënische kwaliteit van grond en bouwstoffen geldt voor niet genormeerde stoffen de aantoonbaarheidsgrens als norm. De ontwikkelingen op het gebied van chemisch analytisch onderzoek hebben ertoe geleid dat organische stoffen in extreem lage concentraties aantoonbaar zijn (vaak in nanogrammen per kilogram). Gelet op het gebruik van deze stoffen is verklaarbaar dat PFAS-verbindingen in grond, bagger en oppervlaktewater konden worden aangetoond.
Zonder een gedegen achtergrondwaardenonderzoek heeft de overheid (min of meer in paniek) in 2019 het Tijdelijke Handelingskader PFAS vastgesteld. In deze versie van het THK werden toetswaarden opgenomen die nagenoeg gelijk waren aan de bepalingsgrenzen van de laboratoria. Het gevolg was dat het grondverzet in Nederland nagenoeg stil kwam te vallen. Na constatering van de stagnaties in het grondverzet zijn de toetswaarden van PFAS-verbindingen in grond/bagger in een later stadium aangepast. Tot op heden is echter nog geen definitief Handelingskader PFAS vastgesteld of zijn wettelijk geldende toetswaarden opgenomen in de Regeling bodemkwaliteit.
De vertegenwoordiging in het Implementatieteam Bodemkwaliteit gaf de NVPG de kans om direct bij de problematiek PFAS betrokken te worden. Helaas bleek al snel dat aan het Implementatieteam geen rol was toegekend in de behandeling van het PFAS-dossier. Met de ingebrachte informatie en onderzoeksresultaten van de NVPG is nauwelijks iets gebeurd. De leden van de NVPG waren in eerste instantie terughoudend in het doen van onderzoek naar de reinigbaarheid van PFAS houdende grond. Op verzoek en in samenwerking met Rijkswaterstaat/Leefomgeving/Bodem+ zijn in 2019/2020 onderzoeken uitgevoerd naar de reinigbaarheid van PFAS-houdende grond op pilot- en praktijkschaal. PFAS-verbindingen kunnen alleen bij zeer hoge temperaturen worden afgebroken. Literatuuronderzoek heeft uitgewezen dat bij de gangbare temperaturen voor het thermisch reinigen van grond (kleiner dan 1.000 graden Celsius) bepaalde PFAS-verbindingen (met een lange koolstofketen) worden afgebroken tot andere PFAS-verbindingen (kortere koolstofketen). Vernietiging van PFAS-verbindingen in de grond is derhalve met de bestaande thermische installaties niet haalbaar. De doelmatigheid van de reiniging van PFAS-houdende grond, door middel van extractieve reinigingstechnieken, is voldoende betrouwbaar en op praktijkschaal aangetoond. De PFAS-verbindingen worden geconcentreerd in het residu en de meetwaarde van PFAS-verbindingen in het gereinigde zand liggen onder de bepalingsgrens van de laboratoria Voor de beoordeling van de reinigbaarheid grond wordt, nu door Bodem+, een reinigingsrendement gehanteerd van 95%.
Vanwege een eventuele mogelijkheid van het lozen van PFAS houdend afvalwater door de betreffende grondbewerkingsbedrijven zijn de Waterschappen en Omgevingsdiensten terughoudend. Ondanks het aantonen dat een eventuele lozing van afvalwater nagenoeg verwaarloosbaar is ten opzichte van andere lozingen op het oppervlaktewater (minder dan 1%).
In de afgelopen jaren is totaal circa 45.000 ton zandige PFAS-houdende grond extractief gereinigd. De aangeboden grond was niet afkomstig van specifieke saneringen van PFAS-houdende grond, maar was gerelateerd aan grondverzet. In meerdere aangeboden partijen was PFAS als nevenverontreiniging (concentraties boven de hergebruiksnorm) in de verontreinigde grond aanwezig. De reiniging van de partijen zijn allen succesvol uitgevoerd. Het residu is, met een verklaring van niet-reinigbaarheid (grond) gestort.
De grondbewerkings- en recyclingbedrijven staan achter in de keten en worden geconfronteerd met stoffen die in het dagelijkse leven veelvuldig en met succes zijn/worden gebruikt en toegepast. Van de overheid zou je mogen verwachten dat zij zich constructief opstelt om hergebruik van grond- en bouwstoffen in de breedste zin te stimuleren. Onvoldoende wordt door de politiek/overheid gerealiseerd dat een volledige verwijdering van ZZS in gerecyclede grond- of bouwstoffen een onmogelijke opgave is. Het ontbreken van enige medewerking van Omgevingsdiensten en Waterschappen heeft averechts gewerkt op het nemen van initiatieven door het bedrijfsleven. Het, door de Staatssecretaris ingestelde stakeholders- en uitvoeringsoverleg PFAS, heeft niet geleid tot nieuwe initiatieven van het bedrijfsleven.
Met de ervaringen uit het verleden met andere verontreinigingen kan ook de terughoudendheid van het bedrijfsleven, voor het doen van investeringen, worden verklaard. Voor bijvoorbeeld asbest werd in het begin van deze eeuw een norm gehanteerd gelijk aan de bepalingsgrens. Toen bleek dat door de grootschalige toepassing van asbesthoudende materialen in bouwmaterialen deze norm niet realiseerbaar was is, op basis van een risicobeoordeling van het RIVM een 'soepelere' toetswaarde” vastgesteld. Gelet op de normstellingen van PFAS in de ons omliggende landen en de risicobeoordeling door het RIVM, kan zeker niet worden uitgesloten dat een verruiming van de toetswaarden van PFAS-verbindingen in grond en bouwstoffen dit voorbeeld zal gaan volgen.
Een bekend Nederlands spreekwoord is “Waar je mee omgaat word je mee besmet”. Dit geldt ook voor de aanwezigheid van PFAS-verbindingen in ons milieu. Zolang de stoffen nog aanwezig zijn in voedselverpakkingen, cosmetica, smeermiddelen, zonnepanelen e.d. wordt dagelijks het milieu belast. De vraag is gerechtvaardigd in hoeverre de gedane inspanningen en kosten voor onderzoek en beproevingen door de grondbewerkingsbedrijven voor het verwijderen van deze stoffen uit het milieu in de toekomst te gelde kunnen worden gemaakt. Daarbij realiserend dat tot op heden circa 45.000 ton PFAS houdende grond (boven de hergebruiknorm) is gereinigd en hierbij niet meer dan 1 kg. PFAS-verbindingen uit het milieu zijn verwijderd. Alleen een totaal verbod op toepassing van PFAS-houdende producten zal op lange termijn rendement gaan opleveren.
Om het reinigen van PFAS-houdende grond en andere ZZS te stimuleren is het noodzakelijk dat duidelijke wettelijke kwaliteitseisen worden gesteld aan gereinigde grond en bewerkte bouwstoffen. De grondbewerkingsbedrijven, maar ook de andere recyclingbedrijven kunnen niet worden opgescheept met een onduidelijk wetgeving. De mogelijkheid dat de onderneming in een later stadium alsnog juridisch verantwoordelijk wordt gesteld bij het aantonen van niet genormeerde stoffen in gereinigde grond of gerecyclede bouwstoffen blokkeert ieder initiatief.
De expertise van het grondbewerkingsbedrijven en de andere recyclingbedrijven zullen optimaal moeten worden benut om invulling te geven aan de doelstellingen van de circulaire economie. Dit kan alleen worden bereikt indien sprake is een goed vertrouwen van de overheid in het bedrijfsleven en een slagvaardig beleid.
Jaap van der Bom (bureaudirecteur NVPG)