ZZS in afvalstoffen
Het onderwerp Zeer Zorgwekkende Stoffen (hierna: ZZS) in afvalstoffen blijft actueel. Nogmaals, ZZS zijn chemische stoffen die in producten zijn verwerkt, en als zorgwekkend voor mens en milieu moeten worden gecategoriseerd. Het bekendste voorbeeld hiervan is PFAS/PFOA.
Het lijkt een goede zaak om te verbieden dat deze ZZS worden geproduceerd, dan wel in het milieu worden gebracht. Kamerlid Van Esch heeft dat geprobeerd met een motie van 4 oktober 2022. Deze motie is afgewezen, met het argument dat vaak een geschikt alternatief ontbreekt.
De komende decennia zullen ZZS in afvalstoffen dan ook voor problemen blijven zorgen bij afvalverwerking, en dus ook in een transitie van afvalstoffen naar grondstoffen.
Europese herkomst, NL stringente uitvoering
De inmiddels ongeveer 1.700 ZZS en nog eens 1.400 potentieel ZZS zijn in Nederland terug te vinden in lijsten, maar hebben hun herkomst in tal van Europese regelingen.
Denk aan de Indeling, Etikettering en Verpakking (CLP) Verordening en het daarin opgenomen GHS systeem voor de indeling, kenmerking en etikettering van chemische stoffen en preparaten. Ook de Persistente organische verontreinigende stof (POP) Verordening wijst schadelijke stoffen aan en tracht met name een eind te maken aan de vervaardiging, het in de handel brengen en het gebruik van opzettelijk vervaardigde POP's, schadelijke stoffen die niet in het milieu kunnen worden afgebroken, bioaccumuleren via de voedselketen en risico's opleveren voor de volksgezondheid en het milieu via de voedselketen.
Recent is een EC voorstel gedaan om de POP-Verordening te wijzigen. De aanwezigheid van POP's in afvalstoffen wordt nog meer beperkt door de toegelaten drempelwaarden te verlagen. De Registratie, Evaluatie, Autorisatie en restrictie van Chemische stoffen (REACH) Verordening regelt de registratie van de productie en import van een chemische stof, en het veilige gebruik daarvan. REACH is van toepassing op alle chemische stoffen. Elke producent of importeur van een voorwerp dat een zeer zorgwekkende stof bevat, dient voldoende informatie te verstrekken om een veilig gebruik van dat voorwerp mogelijk te maken. Volgens REACH kunnen stoffen op een lijst worden gezet, hetgeen een verbod kan inhouden om deze stof in de handel te brengen of te gebruiken (behoudens minimale concentratie-grenswaarden, zoals 0,1 gewichtsprocent, wat ook meestal geldt voor ZZS).
Wat er ook zij van de productie van ZZS, de stoffen vormen vooral een ongewenst probleem voor afvalverwerkers. De ZZS bevinden zich immers in afgedankte producten en materialen, of te lozen afvalwater.
Het Nederlandse beleid ten aanzien van ZZS in afvalstoffen is eerst recent vormgegeven, en thans opgenomen in het Landelijk Afvalbeheer Plan (LAP) 3.
De kern van het beleid is de minimalisatie van ZZS. Echter de volgende problemen voor de afvalverwerkers dienen zich daarbij aan:
- Welke ZZS zitten in welk afval?
- Wat is de techniek om de ZZS te verwijderen?
- Wat is minimalisatie, met andere woorden: wat is de norm?
Om te bepalen welke ZZS in welk afval zouden kunnen voorkomen, wordt tegenwoordig gebruik gemaakt van het SGS Intron-rapport en voor lozingen van afvalwater zijn de beleidsdocumenten 'Algemene Beoordelings-Methodiek' en het Handboek Immissietoets voorhanden. Afvalverwerkende bedrijven worden verzocht dan wel verplicht in het kader van vergunningaanvragen om het risico op aanwezigheid van ZZS in het te ontvangen afval op te geven. Overigens is het Mor , waarin is opgenomen welke informatie dient te worden verstrekt door een vergunningaanvrager-/houder, bij mijn weten hierop nog niet aangepast.
Het ZZS-beleid is niet alleen een loden last voor afvalverwerkende bedrijven, maar is ook een serieus knelpunt voor het streven naar een volledig circulaire economie.
Terwijl de productie en aanwezigheid van ZZS in het milieu nog is toegestaan, is het verbieden van ZZS in afvalstoffen, of het daaruit minimaliseren van ZZS, niet mogelijk. Dat leidt dus tot minder recycling. De primaire producent zou daarbij meer moeten doen om secundaire ontdoeners op de hoogte te brengen van de aanwezigheid van ZZS in het afval. Daartoe zal ook het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen worden aangepast. Op 27 september 2022 is daartoe een internetconsultatie gestart.
Het 'minimalisatie-beleid' leidt verder tot grote onduidelijkheid. Tot waar moet worden geminimaliseerd worden? Het beleidsdoel met ‘verwaarloosbaar risiconiveau’ ontbreekt. In de uitvoeringspraktijk zorgt dit voor ‘verschillen in de uitvoering van het beleid, maar ook voor onduidelijkheid bij het bevoegd gezag, uitvoeringsorganisaties en het bedrijfsleven.’ Dat blijkt ook uit de evaluatie van het ZZS beleid.
Minister Mark Harbers van Infrastructuur en Waterstaat heeft daarom aangekondigd met het Impulsprogramma chemische stoffen aan de gang te gaan. Ik hoop dat veel meer aandacht wordt besteed aan de uitvoerbaarheid van het beleid en de praktijk, en dat duidelijk wordt welke haalbare minimalisatie-eisen nodig zijn voor welke stoffen, in een bepaalde voorkeursvolgorde. Daar zou in het belang van de recycling vooralsnog de categorie potentiële ZZS duidelijk een lagere prioriteit moeten krijgen, uitzonderingen daargelaten.
Tot het moment dat deze zorgwekkende stoffen niet meer worden geproduceerd en geheel uit de keten zullen zijn verwijderd, dient een duidelijk speelveld te worden neergezet, waarbij de voordelen van recycling en een circulaire economie zwaarder zouden moeten wegen dan tot nu blijkt. Voor bedrijven geldt dat het in kaart brengen van mogelijke ZZS in de te accepteren en te verwerken afvalstoffen aandacht vereist en dat een goed A/V-beleid leidt tot een goedkeuring van een vergunning zonder nadere voorschriften op het gebied van ZZS. Dat bleek onder meer uit een uitspraak van 10 november 2021 , waarin de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat via het A/V beleidsvergunningvoorschrift, is gewaarborgd dat binnen de inrichting op een zorgvuldige manier, in overeenstemming met de eisen van het LAP3, wordt opgegaan met afvalstoffen waar ZZS in kunnen voorkomen.